Regelmatig kwam het voor dat, naast de gewone lading, ook dieren werden
vervoerd. Waren het bijzondere dieren dan voer er een oppasser mee om de dieren
te verzorgen. Als dat echter niet het geval was dan was meestal de baastimmerman
de aangewezen persoon om de verzorging van de dieren op zich te nemen. Samen met
de dierenvrienden, die zich altijd wel onder de bemanningsleden bevonden, zorgde
hij dat de dieren gezond en wel op de plaats van bestemming aankwamen. Soms ging
dat echter wel eens fout.
Zo maakten we eens een reis met de Aagtekerk naar Afrika, waarbij we tien koeien
en een stier aan boord hadden. Ondanks de goede zorgen van de baastimmerman
stierf tijdens de overtocht van Las Palmas naar Kaapstad één van de koeien. De
baastimmerman was natuurlijk diep bedroefd, maar zoals de bootsman met veel
levenservaring zei: "Dat hoort ook bij het leven".
Na de koe een oor te hebben afgesneden, om bij binnenkomst een bewijs te hebben
dat de koe ook werkelijk dood was, zouden de bootsman en de baastimmerman de koe
overboord zetten. Dat is echter makkelijker gezegd dan gedaan, een koe weegt
circa 800 kg en dat til je zo maar niet even over boord. Besloten werd om bij
ruim vier een boom op te tuigen, de koe in een strop te hangen en hem daarna aan
de golven toe te vertrouwen. Nadat de boom opgetuigd was, werd om de koe, met
veel moeite, een oude strop getrokken. De lus van de strop werd aan de haak
gedaan, waarna de koe zachtjes werd opgehesen. Toen de koe net boven de railing
was, werd de boom naar buiten gevierd. Nu nog even de koe iets laten zakken,
zodat de rug van de koe op dezelfde hoogte kwam als de rand van de railing en de
strop kon simpelweg doorgesneden worden.
De baastimmerman, die immers voor de koe gezorgd had, mocht als troost het touw,
als laatste eer aan de koe, doorsnijden. Er werd een trapje bij de railing
gezet, dat de baastimmerman met veel gevoel voor ceremonie langzaam besteeg.
Helaas, toen hij echter boven op het trapje stond, kon hij niet bij de strop.
Goede raad was duur dus maar met één voet op de railing. Echter de koe had een
grotere omvang dan hij gedacht had, hij kon nog niet bij de strop. Toen bedacht
de baastimmerman, kordaat als baastimmerlui zijn, direct een oplossing. Hij liet
zijn ene been op de railing staan en zette zijn ander been boven op de koe,
waarna hij zijn mes pakte en van plan was om de strop door te snijden. Alle
bemanningsleden die stonden te kijken zagen het al gebeuren, de baastimmerman
leunend op de koe, de strop doorsnijden en dan, samen de plomp in. Dat zou toch
een behoorlijk spektakel geweest zijn.
Sommigen vonden het jammer, maar op dat moment greep de vierde stuurman in,
uiteindelijk had hij niet voor niets het algemene toezicht op de gehele
operatie. Stel eens voor dat hij voor zo geintje op het matje moest komen, kon
hij meteen naar een andere maatschappij uitkijken. Hij liet de baastimmerman van
de koe afkomen en legde hem uit dat het toch niet zo slim was om de koe op deze
manier aan de golven toe te vertrouwen.
Men besloot het mes, met behulp van een touw, aan een stok te binden, waarna de
baas vanaf het trapje de strop kon doorsnijden. Onder applaus, van de nog steeds
in spanning toekijkende bemanningsleden, verdween de koe onder water.
Met een toch wel rood hoofd kwam de baas het trapje af. De overgebleven negen
koeien en de stier kregen daarna van de baastimmerman een nog veel betere
verzorging dan ervoor. Dit moest hem niet weer overkomen.
|