Soms
heb je van die dagen dat alles mee zit, maar soms valt het ook wel eens tegen.
Dit kan Frits, toentertijd steward aan boord van de Amerskerk, zeker beamen.
Maar eerst de voorgeschiedenis. Op een goede morgen, of liever gezegd voor Frits
kwade morgen, was één van de toiletten in de gang bij de civiele dienst
verstopt. De baas-timmerman werd erbij gehaald, maar wat die ook probeerde het
lukte niet om de leiding te ontstoppen. De leiding werd nagelopen en men kwam
tot de ontdekking dat deze uitkwam in de machinekamer en daar via een
terugslagklep net boven de waterlijn overboord ging. Het voorstel om het deksel
van de terugslagklep te verwijderen en dan opnieuw te proberen om van hieruit te
leiding door te steken werd ogenblikkelijk door de 2e WTK
getorpedeerd. Als het al zou lukken dan zou toch op zijn minst de plaats ter
hoogte van de terugslagklep behoorlijk smerig kunnen worden en daar “zijn
machinekamer” heilig was, ging dat niet door. Na enig overleg werd besloten te wachten tot de
volgende morgen, want dan waren we in Mombassa en kon wellicht, vanaf
buitenboord, de leiding doorgestoken worden. Men had geluk, want we kwamen met BB-zijde voor
de kant en daar zat ook de uitlaat. De baas-timmerman ging weer aan de gang,
maar ook nu lukte het niet. Volgens hem was er maar één oplossing, een
brandslang optuigen en die van buitenaf in de leiding houden, zachtjes de druk
er op en met een beetje geluk ……… Zo gezegd, zo gedaan. De brandslang werd
opgetuigd en toen kwam Frits in beeld, want aan hem werd gevraagd om in de
toiletruimte te gaan kijken en, zodra het in de toiletpot begon te borrelen, een
seintje te geven. Men wist dan, dat de leiding ontstopt raakte. Eigelijk had hij
geen tijd, want hij had net zijn witte pak aangetrokken om aan tafel te gaan
bedienen, maar je moest elkaar toch af en toe eens helpen. Alles was klaar voor de operatie toiletpot. Aan
de derde stuurman werd gevraagd om het wateraandek-afsluiter open te zetten, en
wist die veel, die zette de afsluiter vol open. De gevolgen waren groot, de
volle druk kwam op de slang te staan, waardoor de prop in de leiding los schoot.
Frits, kijkend of hij al iets zag borrelen, werd ineens bedolven door al datgene
wat in de verstopte leiding had gezeten. Hij en de gehele toiletruimte zaten
onder de blubber. Inmiddels had men aan dek de afsluiter weer dicht gedraaid en
kwam de baas-timmerman naar het resultaat van zijn werk kijken en hij niet
alleen, want als er wat fout gaat dan is iedereen er als de kippen bij om mee te
genieten. De arme Frits stond daar geheel onder de vieze bruine troep. Je kon
nog net zien dat hij er witte kleren onder droeg, maar voor de rest
verschrikkelijk. Frits verwelkomde de baastimmerman op een wijze die beter niet
op papier gezet kan worden. Toen de baas-timmerman hem ook nog een gespikkelde
beer noemde, dacht iedereen dat Frits zou ontploffen. Frits werd naar het dek gebracht
waar hij met dezelfde brandslang, alleen met wat minder waterdruk, weer werd
schoongespoten. Ook de toiletruimte kreeg een grondige schoonmaak beurt. ‘s
Middags kon je nergens meer aanzien wat er zich allemaal in de gang van de
civiele dienst had afgespeeld. Alleen, als men het sinds die tijd over Frits
had, gebruikte niemand meer de naam Frits, maar had men het over de gespikkelde
beer.
|