Vandaag is het de dag, dat de heer D. de Groot,
Hoofdwerktuigkundige van deze boot,
precies voor dertig jaren
bij de V.N.S. begon te varen.
De zee heeft hem van ’t begin af aan getrokken,
te midden van zwarte kousen en baaien rokken.
Zo verzeilde hij, toen nog Dirk de Groot
op een voor hem geweldige boot.
varende tussen Den Helder en Harlingen,
beladen met vee, mannen en darlingen,
Hoewel als stoker aangenomen,
is daar niet veel van terecht gekomen.
Reeds op de eerste dag werd hij heel net
gekleed in witte jas met grote pet.
Op die pet een letter “D”, dat hoorde er zo bij.
Het was de eerste letter van de maatschappij.
Zo kon het eens gebeuren,
dat er een vrouwtje liep te zeuren
iets van “hé jongen h
“Wat betekent op die pet die letter “D”.
Dirk dacht “hoe moet dat nou?”
En zei: “Dat is de “D” van dorst mevrouw”.
Hierna volgden nog vele “jobjes”
Maar hij was er niet erg mee in zijn nopjes.
Ondanks achttien maanden braniekraag,
mocht hij dit baantje ook niet graag.
Dus spaarde hij om te gaan leren,
want machinist worden was zijn begeren.
Als assistent voer hij
bij de Scheepvaart en Steenkolenmaatschappij
En na vele inspannende jaren,
wist hij het te klaren.
Wanneer men zich dan niet vergist,
werd hij op 21 mei in acht en twintig, 4e machinist.
Op 19 september negentien drie zes,
stond hij als derde op de bres.
Dit is dus een verschil van acht en half jaar.
Nu speelt men dat vlugger klaar.
Het een en ander goed bekeken,
is het een spelletje van weken.
In negentien zes en veertig, de tiende maart,
stond hij als tweede op de kaart.
Maar niet als tweede machinist,
want in die tijd had men beslist,
die naam te gaan moderniseren.
’t Is W.T.K., besloten toen de heren.
Of wel werktuigkundige, voluit geschreven.
Maar de gage is toen hetzelfde gebleven.
Drie jaar en drie maanden daarna werd hij H.W.T.K.
Dus W.T.K. met de H van hoofd aan het begin.
De laatste promotie dus in zekere zin.
Eens ging hij om zich in ’t vak te bekwamen
naar Den Haag voor het doen van een examen.
Dat besloeg wel enkele dagen,
dus moest hij zijn vader vragen
om geld voor een hotel.
Maar deze zei: “Wat denk je wel?”
“Er woont verre familie in Den Haag,
die mochten mij altijd graag.
Ik zal hen weleens schrijven
of je daar niet kunt verblijven”.
Gelukkig kwam het hier op neer,
dat hij kon komen voor een keer.
Het was er leuk, gezellig knus
en hun dochter heette Zus.
Een beetje schuchter en verlegen bleek al gauw,
maar zoiets hoort nu eenmaal bij een vrouw.
Hij probeerde toen het welbekende stuntje,
van handje, zoentje, pepermuntje.
De liefde bloeide op en aldus
kwam Ome Dirk aan Tante Zus.
Wanneer we zo de revue laten passeren,
kunnen we helaas niet beweren,
dat z’n pad altijd over rozen ging.
Op de “Rietfontein” had hij een lelijk ding.
Met een blaaslamp wilde het niet erg lukken,
en vloog kort daarna finaal aan stukken.
Hij werd daarbij getroffen, maar sterk als een beer
en vol met energie, herstelde hij zich weer.
Wel leed hij schade aan z’n mannelijk schoon,
maar een buik stelt men niet zo gauw tentoon.
Later op de “Boschfontein” wachtte hem een andere grap.
Een carterexplosie gaf een geweldige klap,
gepaard met vlammen en vuur.
Ook nu bekwam het hem weer zuur.
Genezing vergde een lange tijd,
maar toch kwam hij weer als Adonis uit de strijd.
De heer de Groot is wel een echte hobbyman,
daar krijg je soms gewoon geen hoogte van.
Het een en ander zal wel blijken,
als we dat eens nader gaan bekijken.
Zo vaart hij bijvoorbeeld heel wat spullen,
teveel om z’n kasten mee te vullen.
En toch is dit niet zo gek bekeken,
zoals dikwijls is gebleken.
Want veelal was hij op deze boot de redder in nood.
Zelfs z’n ouwe schoenenleest,
deed dienst op het Neptunusfeest.
Op kleedjes knopen is hij dol,
al kost het menig knotje wol.
We horen hem al zeggen: “Beste meid,
ik knoopte weer een knots van een tapijt”.
Ook vissen deed hij graag en geloof maar heilig,
Als hij zijn lijntje in het water gooit,
is er geen visje veilig.
Op het gebied van planten kweken,
raakt hij gewoon niet uitgekeken.
’t Staat vol bij hem achter de ramen.
Gewone stokken soms, met verschrikkelijke namen.
Het is voor ons wel zeker,
als hij gepensioneerd is, wordt hij kweker.
Verder is hij gewoon niet te betalen,
voor het vertellen van sterke verhalen.
Van kippen met een thermometer.
Maar dat van de hoornblazer is nog beter.
Hij speelde het hier mee klaar,
de naam te krijgen van “Dirk de Leugenaar”.
Z’n laatste hobby is een vogel in een kooi.
Men noemt het beestje een parkiet.
Het heeft veel weg van een blauw geverfde kanariepiet.
Naast deze vogel zetten we nu de gekheid op een stok,
anders dichten we “around the clock”.
We zullen ons er toe beperken,
om nog als laatste op te merken,
dat wij zeer in hem waarderen, de manier
waarop hij voor een ieder hier,
een vriendelijk woord heeft op z’n tijd.
Zijn goed humeur raakt hij zelden kwijt.
Steeds brengt hij, minzaam knikkend welgemoed
z’n klassiek geworden Lascarengroet.
Maar heb je soms wat uitgevreten,
Dan laat hij je dat heus wel weten.
(Mijnheer de Groot)
Nu zijn we dan zover gekomen,
om over het gebruikelijke te gaan bomen.
Feliciteren hebben we al gedaan,
dus dat is van de baan.
Dat deden we inmiddels ook uw echtgenote
per telegram, met bloemen van de boot.
Nu zitten we met een moeilijkheid
tengevolge van de factor tijd.
Namelijk alle “Giessenkerk”lieden,
wilden u een cadeau aanbieden.
Maar ja die boot wilde niet lopen,
dus moeten we nog in Aden kopen.
We verklappen het u maar dan,
het wordt een vulpenset “Parker fifty-one”.
We hopen dat u het zult accepteren
en zullen het zo spoedig mogelijk offreren.
Tenslotte hopen we, dat u in de zes à zeven jaren
die u nog zult moeten varen
zonder nare dingen de finisch zult bereiken.
En dat te zijner tijd zal blijken,
dat u fris en monter zult zijn gebleven,
Om nog vele jaren van Uw pensioen te leven.
|