De HWTK van de Jagersfontein was een zeer kundig en serieus mens.
Hij had de gewoonte, als het schip op zee was, iedere morgen een rondje door de
machinekamer te maken om te zien of alles naar (zijn) wens verliep. Vanonder tot
boven werd de machinekamer gecontroleerd of alles nog goed functioneerde. Als
dat niet het geval was, werd de dienstdoende derde wtk ter verantwoording
geroepen en kreeg de wind van voren. En in zo’n machine kamer met twee grote 9
cilinders Sulzer diesels en vele hulpwerktuigen was natuurlijk altijd wat te
vinden. De wtk’s van de 8 – 12 wacht waren dan ook niet te benijden. Vlak
voordat de HWTK beneden kwam liep de assistent altijd nog snel een rondje om na
te gaan of alles in orde was. Een van de dingen die de HWTK zeer belangrijk
vond, was de koelmachine die in de schroefastunnel was geplaatst. Hij wilde dat
de zuigleiding van de koelmachine altijd een beetje wit was aangevroren, dan was
de werking volgens hem, optimaal. Bij de ingang ven de tunnel kon je van veraf
al zien of dat ook het geval was. Vaak stak de HWTK zijn hoofd net iets de
tunnel in, wat voor zijn deskundig oog voldoende was om te zien of de leiding
wit was.
Op een morgen was de leiding weer eens niet wit en na de daarop gebruikelijke
reprimande waren de wtk’s het zat. Gezamenlijk overlegde men wat aan het steeds
weer terugkerende ‘probleem zuigleiding’ gedaan kon worden. Een list moest de
oplossing brengen en na enig denkwerk werd deze gevonden. Bij de voorman werd
een blik met witte verf gehaald en de zuigleiding werd met veel deskundigheid
wit geschilderd. Vervolgens werd de volgende wacht bij het aflossen verzocht om
als test even te kijken of de koelmachine goed werkte. De test slaagde volledig
vanaf de ingang van de tunnel was niet te ontdekken wat de wtk’s hadden gedaan.
De volgende morgen was de spanning op de 8 – 12 wacht al vroeg voelbaar, met
toch wel een beetje angstig gevoel zag men de komst van de HWTK tegemoet.
Tijdens zijn rondje door de machinekamer werd hij door alle wtk’s in de gaten
gehouden. Toen hij zijn hoofd in de tunnel stak en even later zijn rondje door
de machinekamer op zijn gebruikelijke wijze afmaakte zag je dat de ruggen van de
wtk’s zich weer strekten, het leek zelfs wel of de hoofdmotoren een klapje
harder gingen draaien.
De hele oversteek van Las Palmas naar Kaapstad ging het goed, maar op een morgen
dacht de HWTK ik moet ook maar weer eens bij de schroefasafdichting kijken. Daar
is hij die morgen echter niet gekomen want halverwege de tunnel ontdekte hij dat
de zuigleiding wel wit was, maar niet op de wijze zoals hij bedoelde. In een
tempo dat velen malen hoger was dan dat hij de tunnel in was gegaan kwam hij er
weer uit. De derde die toevallig bij de koelwaterpompen stond, zag dat de rood
aangelopen HWTK op ploffen stond. Hij probeerde nog achter de pompen weg te
kruipen, hetgeen door de hoge snelheid van de HWTK niet meer mogelijk was. De
woordenvloed die over hem heen kwam is maar beter niet op papier te zetten.
De assistent werd naar de tunnel gestuurd, waar hij al mopperend de verf weer
van de zuigleiding haalde. Voor hem betekende het dat hij weer vaker naar de
koelmachine moest kijken.
Hoe deze list in de conduitestaten verwerkt is hebben de wtk’s echter nooit
kunnen achterhalen.
|