Reisverhalen ms "Rijnkerk"

Zaterdagse werkzaamheden                   Nico Roskam


Zoals gebruikelijk op alle VNS-schepen werd ook op de Rijnkerk de zaterdagmorgen gebruikt om de zaterdagsewerkzaamheden te verrichten. Meestal waren de 4e Wtk en een assistent hiervoor de aangewezen personen. De gehele lijst werd altijd zorgvuldig afgewerkt, behalve het rondje onder de plaat ter controle van lekkages e.d. werd nog wel eens (als men tenminste de kans kreeg) heel snel ‘gecontroleerd’.
Nu had echter de 2e Wtk besloten: alles moest zorgvuldig gecontroleerd worden tot en met de fundatiebouten van alle motoren toe. Op verschillende plaatsen in de machinekamer werden er vloerplaten weggenomen om overal goed bij te kunnen. Uit veiligheidsoverwegingen werd iedereen die in de machinekamer aanwezig was gewaarschuwd, zodat er vooral geen ongelukken zouden gebeuren. Iedereen was dus op de hoogte, behalve de Hwtk.
Deze Hwtk had de gewoonte om alles wat hij vroeg te herhalen, bijv. als je ergens aan het werk was en hij vroeg wat je aan het doen was, was het altijd: ‘Wat doe je, wat doe je?’ Of als er iets viel wat nogal veel lawaai maakte: ‘Wat hoor ik, wat hoor ik?’ En als je het journaal kwam brengen: ‘Nog bijzonderheden, nog bijzonderheden?’ Het was dan ook bijna logisch dat iedereen aan boord na verloop van tijd hetzelfde ging doen en dus alles zoveel mogelijk probeerde te herhalen. Het was bijna een sport geworden, en sporten werd toch al te weinig gedaan.
Niemand had er echter op gerekend dat juist die morgen de Hwtk had besloten om een rondje machinekamer te maken. Keurig in een spierwit ketelpak daalde hij de trappen af. Echter bij de laatste trap ging het geheel fout. Hij stapte bij de laatste tree naar beneden en niemand zal precies weten hoe het gegaan is, maar hij stapte op de plaat en al zwaaiend met zijn armen als een volleerd balletdanser verdween hij onder de vloer. De vloerplaat viel precies op de plaats terug waar hij normaal ook hoort te liggen. Nergens was aan te zien dat de Hwtk eronder was verdwenen.
Even daarna ging de vloerplaat een centimeter of 25 omhoog en verscheen het hoofd van de Hwtk.
De 3e Wtk, die toevallig juist bij de manoeuvreerstand de meters controleerde en door de snelheid waarmee alles gebeurde niet alles goed gezien had, hoorde de Hwtk zeggen: ‘Wat gebeurt er, wat gebeurt er?’
De 3e Wtk antwoordde: ‘Mooie pirouette, mooie pirouette’, en waarschijnlijk had hij tijdens zijn verlof veel tv gekeken, ‘Graag herhaling, graag herhaling.’ De Hwtk klom tierend omhoog, waarbij iedere verwensing ook herhaald werd. De Hwtk mankeerde niets, alleen zijn mooie witte ketelpak was door de val wel aan een wasbeurtje toe (wasbeurtje toe).
Wat er in het gesprek, dat tussen de tweede en de Hwtk plaatsvond, werd besproken (werd besproken) zijn wij nooit te weten gekomen (te weten gekomen).


Een te goed werkende snelafsluiter Nico Roskam


De Rijnkerk, op weg van Las Palmas naar Kaapstad, was ’s middags de evenaar gepasseerd. Het was een zeer hete dag geweest. De temperatuur in de machinekamer was tijdens de 8 – 12 wacht ‘s avonds maar één graadje gezakt, maar nog altijd 43º C. De derde en de assistent zaten na hun wacht nog even bij te komen op ruim vier. Althans dat hoopten ze, maar dat viel tegen, ook daar was het erg warm, je voelde geen zuchtje wind. Er bleef niets anders over dan maar te gaan douchen en te slapen. Tenminste, als dat zou lukken. In de hut van de assistenten waren twee kooien boven elkaar geplaatst. Zoals bij velen van ons bekend is, was de Rijnkerk nog een echt schip en dus niet voorzien van aircondition. Een fan en de in de patrijspoort geplaatste windhapper hadden er niet voor gezorgd dat de temperatuur erg aangenaam was om te gaan slapen. Aan het begin van de reis hadden de beide assistenten afspraken gemaakt hoe de fan met het beste rendement op de twee kooien gericht kon worden. Maar wat je ook probeerde voor één van de twee kooien bleef het waardeloos. Maar om dat de assistenten toch vrienden wilden blijven, hadden ze, en dat kon niet uitblijven met hun technische vooropleiding, een oplossing gevonden. Een pyjamabroek werd om de bescherming van de fan gebonden en één van de pijpen blies wind in de boven kooi en de andere pijp de wind in de onderkooi. Zo konden de assistenten beide “genieten” van de fan en werd er ook nog een beetje redelijk geslapen.
De volgende morgen was de assistent wel nat van het transpireren, maar had toch goed geslapen. Ook nu zag het er naar uit dat het wel weer een behoorlijk warm dagje zou worden. Een goed ontbijt en maar op wacht. Het zou wel weer zo’n zelfde wacht worden als altijd. Bij de manoeuvreerstand de wacht overnemen, op je rondjes de Doxford motoren, de Ruston hulpmotoren en alle pompen e.d controleren. Ook werden op de 8 – 12 de dagtanken voor de hoofdmotor gewisseld. In één dagtank zat voldoende dieselolie om de motoren 24 uur te laten draaien. Een ritueel van enkele minuten en alles was weer normaal, behalve die morgen. De beide dagtanken waren voorzien van een snelafsluiter, die in geval van nood, vanuit de gang waar de WTK’s sliepen, met een hendel dichtgetrokken kon worden. Aan een hefboompje bij de snelafsluiter zat een staaldraad die via een aantal katrolletjes naar een hendel in de gang werd geleid.. Op deze manier werd een afstand van ca. 40 meter overbrugd. Bij de Zaterdagse werkzaamheden (als het schip in de haven lag) werkte het altijd voortreffelijk.
De assistent draaide de afsluiter open van de dagtank die bij moest, waarna hij de afsluiter van de andere dagtank dicht draaide. Toen deze bijna dicht was hoorde de assistent plotseling de hoofdmotoren langzamer gaan draaien, Fout dacht hij en draaide de afsluiter meteen weer open, waarna de motoren weer op normale snelheid gingen draaien. Bij een intensieve controle bleek, dat bijna onzichtbaar het hefboompje omhoog getrokken was, waardoor bij het open draaien het net leek of de afsluiter open ging, maar de klep toch op zijn zitting bleef en dus gesloten.
Hoe kon dit nu gebeurd zijn vroeg de assistent zich af. Reizen gaat het goed en nu ineens dit. Wat was de oorzaak? Twee olielui hadden van de tweede de opdracht gekregen de wanden van de machinekamer te soppen. Als je echter ook de bovenkant moet doen, kan je daar zonder ladder niet bij. De ladder werd tegen de wand gezet of zoals in dit geval tegen de strak gespannen draad, waardoor het hefboompje gelicht werd, met als resultaat bijna een black out.
Als in het vervolg de assistent weer de dagtanken over ging zetten keek hij eerst wel even rond om te zien of er ook olielui met ladders in de buurt waren.


Struisvogels als lading Nico Roskam


Als 1e elektricien van de Rijnkerk heb je toch een zekere status opgebouwd. Je beheerst je vak en eigelijk zijn er geen negatieve opmerkingen op je conduitestaat te vermelden. Alles dus perfect, maar af en toe komt ook bij een elektricien ( ik denk weleens bij iedereen) de kwajongen boven. Op zich nog niet zo slecht, maar soms gaat dat toch weleens een beetje mis. Dit kwam omdat de agent er voor gezorgd had dat deze reis als deklading een twaalftal struisvogels naar Antwerpen vervoerd moesten worden. In een soort krat met aan de voorkant een opening, waardoor de struisvogels hun aanwezigheid kenbaar konden maken, stonden zij in de luwte van de midscheeps keurig naast elkaar. Om te voorkomen dat de struisvogels een aanval op elkaar zouden uitvoeren was ertussen de kratten ongeveer een halve meter ruimte gehouden.
Van de opening aan de voorkant maakten de struisvogels dankbaar gebruik om als je wilde passeren een aanval te doen op alles en iedereen die er langs wilde. Met hun lange nek en met veel geblaas en wilde pik gebaren deden ze een aanval op iedereen. Het gevolg was dat de gehele bemanning met veel eerbied en respect de kratten passeerden.
Toen in Suez de Egyptische bemanningen van de roeibootjes aan boord kwamen, die er voor moesten zorgen dat in geval van een calamiteit de schepen in het kanaal werden afgemeerd, opende dat voor de elektricien nieuwe perspectieven. Het bleek al vrij snel dat roeiers als de dood voor de struisvogels waren en als goede struisvogel heb je dat meteen door. Ze stonden dan ook stand-by om de aanval in te zetten en het gevolg was dat bij iedere passage het net leek of er een stel jankende honden voorbij kwamen zo gingen de roeiers, na de aanvallen van de struisvogels, te keer.
Dit bracht de elektricien op het idee om de toch wel eentonige Suez-kanaal doorvaart een beetje op te vrolijken.
Tussen twee kratten, waar nog net voldoende ruimte was, verstopte de elektricien zich. Toen één van de roeiers, diep gebogen en met het hoofd tussen de knieën, wilde passeren tikte de elektricien met zijn vingers, die hij als een soort snaveltje bij elkaar hield, op de schouder van de passerende roeier.
Het resultaat was verbluffend, als een speer vloog de roeier er schreeuwend vandoor. Dit was voor de elektricien en de op afstand stiekem toekijkende bemaningsleden reden voor veel plezier. Ook toen de tweede roeier passeerde ging alles nog steeds zo als de elektricien gedacht had, echter bij de derde ging het fout. Deze had door dat er iemand tussen de kratten zat. De roeiers kwamen meteen bij elkaar en dreigden met een staking. Na enige tijd ging de chefroeier naar de brug om zijn beklag bij de kapitein doen. Ondertussen had een van de roeiers ontdekt wie de aanstichter van het gehele gedoe was. Wij wisten al wel dat struisvogels hard konden lopen, maar nu ontdekten wij dat elecectriciens dat ook konden. De elektricien werd door de roeier over het gehele schip achtervolgd. Al rennend kwamen zij tenslotte op de brug terecht, waar de kapitein en de chefroeier met veel gebaren en luid pratend de toestand bespraken. Na tussenkomst van de loods en excuses van de elektricien werd de vrede toch weer getekend. Zo liep alles nog met een sisser af en wij hadden weer wat leuks om naar huis te schrijven.


TERUG