Reisverhalen ss "Laagkerk"

Eerste reis Arnold Vogel


Op 8 februari 1954 monsterde ik voor de eerste keer, Laagkerk assistent machinist, na twee jaar avondmachinistenschool De Jong in Schiedam, voorlopig diploma.
Door de firma Cohen voorzien van uniform en werkkleding.
De Laagkerk lag in de Rijnhaven. Tweede WTK wijst de weg, een hut samen met collega assistent wtk. Indeling van de wacht: 12-04 samen met de derde. Vertrek nog diezelfde dag.Na zo’n 36 uur komen we in de Golf van Biskaje, bekend zeg maar berucht om het slechte weer. Dat was ook zo twee dagen steken, meer achteruit dan vooruit. Ja 7600 brt. en 2400 pk.
De oudere collega’s dachten die nieuwe assistent zou wel zeeziek zijn, niet dus. Heerlijk. Nu nog verlang ik naar dat geweld. En de Laagkerk, een Liberty nog voor een deel geklonken, bij zwaar weer hoorde je, vooral in de tunnel, alles kraken en kreunen.
De reis ging naar India/Pakistan, Birma/Bengalen. Zoiets had je nog nooit gezien en nog nooit van gehoord. De huidige generatie heeft dit wel op TV gezien, maar voor ons in 1954 een heel nieuwe wereld. Karachi, geen paard en wagen maar een kameel voor een wagen. Op de daken van de loodsen langs de kade zaten apen.
Hoe was het leven aan boord? De tweepersoonshut, klein en warm. De Laagkerk had in die tijd geen airconditioning. Wel windhappers, maar dan moet er wel wind staan. Daarbij kwam dat in de top van de machinekamer de koeler en de tanks voor het gedestilleerde water gelegen waren. Het warme water uit de koeler, 70 à 80 graden Celsius ging naar de tank aan SB onder de hut van de assistenten en niet naar de tank aan BB onder de hut van de 4e machinist. Karachi, Bombay, Calcutta, Madras en Rangoon
De retourvracht bestond voor een belangrijk deel uit sisal. Dit moest geladen worden op een van de zijarmen van de Gangesdelta, ver landinwaarts. Op de rivier, laden uit kleine lichters dagenlang, wekenlang. Drinkwater raakte op, ging op rantsoen, wassen werd problematisch, gevolg huiduitslag, soort rode hond, maar dan erger, er was een naam voor ‘prickly heat’.
Nog maanden erna, zodra de huid warm werd en er transpiratie ontstond, kwam er een gevoel alsof er twintig duizend naalden in je werden gestoken. En wat te denken van ‘ringwormen’ aan de binnenkanten van de dijbenen. Op zich niet zo erg, het geneesmiddel van de 1e Stuurman, bruine jodium. Ook nog niet zo erg. Maar als het in contact kwam met de nabijgelegen edele delen. Oei, oei, de ventilator er op dat was het enige wat een beetje hielp. Dan waren er ook nog al eens problemen met de stoelgang. Ook daar had de 1e Stuurman een middel voor “wonderolie”, inderdaad een wonder, na tien minuten begonnen de krampen, volgens mij ongeveer net zo erg als barensweeën, weer tien minuten later het resultaat !!!
Na een aantal dagen op de rivier kwam er iedere avond een muggenplaag. De eerste keer zo onverwacht dat in de hut van de HWTK, die na het avondeten een dutje (roes uitslapen) deed met het licht aan, er ongeveer een miljoen muggen waren. Met flit, wie kent het nog, werden ze dood gemaakt en de volgende morgen werd er anderhalve emmer, circa 10 kg dode muggen uitgehaald. Om de muggen enigszins weg te houden werd er na zonsondergang een totale verduistering op het schip toegepast. In de machine kamer allen twee kleine lampjes, één bij de peilglazen van de ketel en één bij het schakelbord.
Na een aantal weken ging het huiswaarts. In de Rode Zee, bij Aden ernstige problemen met de ketelwatervoedingpompen. Gingen we 6 op 6 af lopen. Slapen aan dek omdat het binnen niet uit te houden was. Temperaturen ook ‘s nachts nog altijd 35 graden en een luchtvochtigheid van 100 %. Ondanks het innemen van zouttabletten toch ‘stokerskrampen’. In de Golf van Suez draaide de wind naar het noorden en werd het aangenaam zomerweer.
Het eten was in die dagen niet zo best, op z’n zachts gezegd. Rode kool, groene kool, witte kool en ook zuurkool, bruine bonen en kapucijners, en wel veel uien. Kip heette laagvlieger en konijn hardloper, er werd gezegd dat ze meer zeedagen hadden dan de Kapitein en de eerste stuurman samen. Broodbeleg heette ‘opsnit’.
Kaas die harder transpireerde dan de Hofmeester zelf. Niemand die er ‘s morgens van at, dus ‘s avonds weer de zelfde schaaltjes op tafel. Sterfopstraat worst (in de winkel heet dat cervelaatworst) en, zoals het in de voorschriften stond en in de arbeidsvoorwaarden was vastgelegd, elke week een ei, op zondagmorgen naar keuze gekookt of gebakken (turnover). En één keer in de veertien dagen op zondagavond bij de nasi een gebakken ei.
Een Hwtk, die door suikerziekte, een maagzweer en alcohol altijd een pokke humeur had. Het enige wat ik me herinner was, dat hij mij wel eens toesprak door de telefoon ‘Hé joh, de schoorsteen rookt, doe daar wat aan’. Na 165 dagen in de thuishaven aangekomen. Ook 165 dagen achter elkaar gewerkt zonder één vrije dag met op de meeste doordeweekse dagen 2 uur torn toe (overwerk). Bij aankomst in Rotterdam kwam er iemand van het kantoor aan boord, die heel opgewekt zei ‘jongeman je gaat met verlof naar moeders, geniet ervan’.
Achteraf begrepen dat dit standaard was van mijnheer Staring, ook wet de ‘zaligmaker’ genoemd. Ik ging naar huis met het idee, eerst maar eens afwachten, het zou de eerste maar ook de laatste reis geweest kunnen zijn.
Na 10 dagen een telegram. U moet zich aanstaande maandag melden op de scheepswerf van P.Smit Jr. in Rotterdam. U gaat als Ass. wtk naar het in aanbouw zijnde ms. Oostkerk.
Wat een verrassing, op deze werf had ik gewerkt als Bankwerker voor mijn praktijk, toen ik op avondschool zat. Reizen naar Oost- Azië. Met een echte HWTK, de heer Bottema. Maar dat is een ander verhaal.
Toch maar blijven varen tot 1962, laatste reizen als 2e WTK op de Maaskerk.


TERUG