Op een van de reizen rondom Afrika had de Ommenkerk in
Mombassa de laatste lading ingenomen. Alles was zeer snel en ordelijk verlopen
en dat hadden we in Mombassa wel eens anders meegemaakt. Opgewekt werd dan ook,
na het verlaten van de haven, de telegraaf op volle kracht vooruit gezet. Met
een zacht briesje in de rug werd het traject Mombassa-Aden afgelegd. Ook het
bunkeren in Aden verliep zonder problemen, even een verstuiver verwisselen en we
konden weer vertrekken. Zes uur nadat we binnen waren gelopen, gingen we al weer
op weg richting Suez. De thuisreis leek voorspoedig te verlopen.
Na twee dagen varen was aan het begin van de hondenwacht alles nog normaal. Met
een snelheid van 16,5 mijl en de tachometer op 112,8 omwentelingen was het enige
geluid, het monotone geluid van de Stork- hoofdmotor.
Ideaal zou je haast zeggen. Degenen, die geen wacht liepen, lagen allemaal
rustig op één oor te genieten van hun welverdiende rust. Echter om tien voor
twee verstomde het geluid van de hoofdmotor en werd het op het gehele schip
angstig stil. De WTK’s, die lagen te slapen, werden door deze stilte meteen
klaarwakker en gingen zo snel mogelijk naar de machinekamer. In de top van de
machinekamer zag men dat de kleppen van de motor niet meer op en neer gingen, de
motor was blijkbaar al gestopt. Beneden bij de manoeuvreerstand gekomen bleek de
tachometer nog 85 omwentelingen aan te geven en bij controle bleek de schroefas
ook te draaien. Vreemd natuurlijk, geen bewegende kleppen en toch een draaiende
schroefas. Er was maar één conclusie mogelijk: de verbinding tussen krukas en
nokkenas was verbroken. Na de motor flink te hebben afgekoeld werd het deksel,
waar de ketting voor het aandrijven van de nokkenas achter zat, verwijderd. En
ja hoor, een praktisch lege ruimte want de ketting was weg. Overigens wel een
vreemd gezicht zo’n lege ruimte, waar je bovendien zo midden op de Rode Zee niet
vrolijk van werd. Onder het tandwiel dat op de krukas zat lag keurig opgeschoten
de ketting. Na controle bleek dat een van de schalmen het had begeven. Voor de
rest waren enkele tandwielen licht beschadigd en viel gelukkig de totale schade
wel mee. Besloten werd om in twee ploegen het karwei te gaan klaren.
De ketting werd uit de krukput getakeld en in zijn geheel op de vloerplaat
gelegd voor verdere controle. Uit een van de reserveonderdelenkisten werd een
nieuwe schalm gehaald en op de plaats van de kapotte schalm aangebracht. De
licht beschadigde tandwielen werden zo goed mogelijk bijgewerkt. De krukas en de
nokkenas werden in de juiste onderlinge stand getornd, waarna de ketting weer op
zijn plaats werd aangebracht. Met van dek geleende staalkabels en extra takels
werd de ketting voorzichtig tussen de aanwezige tandwielen door naar boven
getakeld.
Tijdens dit aanbrengen kregen we een seintje dat we even boven aan dek moesten
komen kijken, want er was iets leuks te zien.
Ter hoogte van ruim 4 zwommen twee ongeveer zeven meter lange haaien, die ons
met grote ogen aankeken en waarschijnlijk dachten toch wel een lekker hapje.
Alles wat maar eetbaar was en overboord gegooid werd, werd door de haaien
opgeslokt, waarna ze je nog indringender aankeken. De hofmeester, die
waarschijnlijk net geïnventariseerd had en een stapeltje soepborden over had,
kwam daarmee aanlopen. De borden werden in het water gegooid en met een grote
hap verdwenen ze één voor één in de magen van de haaien.
Meteen dacht ik aan het verhaal van de vierde stuurman. Toen hij op een morgen
de log wilde opnemen bleek deze niet goed meer aan te wijzen. Na het binnenhalen
van de loglijn was het logvinnetje verdwenen. Volgens hem was het er afgebeten
door een haai. Toen ik die borden zo één voor één zag verdwijnen, dacht ik het
zou toch wel eens waar kunnen zijn.Leuk deze onderbreking, maar het karwei was
nog niet klaar. Toen de ketting op zijn plaats zat werd de verbindingsschalm
gemonteerd. Met behulp van de kettingspanners werd de juiste spanning
aangebracht. Na voorzichtig getornd te hebben bleek alles op het oog perfect
voor elkaar. De motor kon weer gereedgemaakt worden om te gaan draaien. Ook na
een flink klapje lucht bleef alles oké, dus werd besloten de motor op brandstof
te starten. Na negentien uur stil te hebben gelegen werd de telegraaf op
langzaam vooruit gezet. De spanning was te snijden. Was alles wel goed gedaan?
De motor werd gestart en draaide als vanouds. Het geluid van de draaiende
hoofdmotor klonk de WTK’s als de mooiste muziek in de oren. Na een poosje
langzaam gedraaid te hebben werd tandje voor tandje de motor opgevoerd naar vol
vermogen.
Nadat alles in de machinekamer was opgeruimd was aan niets meer te zien (behalve
aan de gebroken schalm in het magazijn) dat er zo’n grote reparatie had
plaatsgevonden.
In de volgende havens werd de ketting steeds gecontroleerd, maar het was en het
bleef goed.
Bij binnenkomst in Rotterdam werd door monteurs van Stork de ketting aan een
grondig onderzoek onderworpen. Het resultaat was zo goed dat men meldde dat de
ketting nog jaren meekon.
Een compliment voor de WTK’s, de reparatie was perfect uitgevoerd.
|