Met Transcap/C.F.A.O. als agent werd daarmee een nieuw
ladingpakket in beide richtingen verworven. De derde conference heette CEWAL,
hetgeen stond voor Central West Africa Lines Conference. Een groot woord voor
een beperkt vaargebied naar de Belgische Congo, later dus Zaïre geheten, en
Angola. In deze trafiek was de rol die was weggelegd voor de H.W.A.L. zeer
bescheiden naast de Compagnie Maritime Belge (C.M.B.)en de Portugese Companhia
Geral, die beide haast een monopolie hadden. Uiteraard zou dit veranderen toen
Zaïre en Angola eenmaal zelfstandig werden maar zover was het nog niet.
Ik denk dat ik met dit relaas de underdogpositie van de H.W.A.L. aardig heb
weergegeven. De geringe inhoudsmaat van onze schepen ten opzichte van de
concurrentie, die daarentegen meer heil zag in schaalvergroting, kon dat gevoel
alleen maar onderstrepen. Dat dit gevoel niet alleen op kantoor rondwaarde maar
ook op de vloot, bewijst de nieuwjaarswens, die in januari 1964 ontvangen werd
en afkomstig was van de état-major van het ms Senegalkust.
H oudt de verscheidenheid
Waakt over het geheel
A nimeert de bedrijvigheid
L eidt de PK's in het gareel
H eroriënterend: veranderende tijden
W eest open voor iedere nieuwe reis
A andacht, groeiend blijven wijden
L aat de leuze
zijn: van Meeth af aan Prijs
Piet Meeth en Jan Prijs vormden samen de
tweehoofdige directie. Inderdaad Jan Prijs kwam voort uit de kustorganisatie en
had een enorme West-Afrika-ervaring, Piet Meeth was een veel jonger en
agressiever iemand, klein van postuur maar met een scherpe geest. In het
internationale gezelschap van reders gevreesd vanwege zijn sarcasme, bluf was
hem niet vreemd zoals hij al in 1960 had bewezen toen hij dreigde dat de
H.W.A.L. uit de Walcon Conference zou stappen als hij zijn zin niet kreeg.Als
amateur-ornitholoog was Piet Meeth ook geen onbekende, typisch iemand die bij
het verlaten van het kantoor een knopje om kon draaien en dan het bedrijf ook
even vergeten was. Voor Jan Prijs lag dat anders, die stond op met de H.W.A.L.
en ging er ook mee naar bed. Beide leden van de directie waren elkaars
tegenpool. Overigens zou Jan Prijs al in december 1966 met pensioen gaan en werd
hij opgevolgd door de veel jongere Nico Hansen, evenals Prijs voortgekomen uit
de kustorganisatie.Indachtig de noodzaak om wanneer het nodig was de bakens te
verzetten met het verlopen van het getij, zocht Piet Meeth naar
samenwerkingsvormen met de nieuwkomers in het verkeer, hetgeen leek te lukken
toen in de loop van 1965 bekend kon worden gemaakt dat er een akkoord was
bereikt met de staatsrederij van Nigeria (N.N.S.L.) voor het uitvoeren van een
gemeenschappelijke dienst.Van alle West-Afrikaanse landen is Nigeria het grootst
en het dichtst bevolkt. Het had toen al evenveel inwoners als Frankrijk,
ongeveer vijftig miljoen, en het leek een glanzende toekomst tegemoet te gaan
nadat in de monding van de Niger veel olie was gevonden, die bovendien nog van
een zeer hoge kwaliteit bleek te zijn. De principe overeenkomst was gemaakt met
de hoogste Nigeriaanse bazen, die zich wel wat losser van de Britten wilden
opstellen. Maar was nu evenwel zo dat de uitwerking was opgedragen aan het
Liverpool -kantoor, waar de dienst werd uitgemaakt door de mensen van Elder
Dempster. In de beginfase van de N.N.S.L. sprongen de Britse lijnen goedmoedig
bij met adviezen en stelden zij ook personeel beschikbaar, op die manier hielden
zij de touwtjes stevig in handen. Toen het erop aankwam om met deze heren een
gezamenlijk vaarplan te realiseren bestond er van die kant geen neiging om
loyaal mee te werken. Weliswaar was er sprake van een positieve grondhouding
maar daar diende het wel bij te blijven. Zij spraken met een zorgelijk gezicht
over hun problemen, schepen die niet strak aan een touwtje gehouden konden
worden vanwege allerlei technische problemen enz. Het laatste wat zij wilden was
ons het slachtoffer te laten worden van hun vertragingen, zodat de veel grotere
schepen van de N.N.S.L. gelijktijdig met onze kleinere eenheden op de 'berth'
zouden komen te liggen. Zij konden het echter ook niet tegenhouden. Nu was op
papier de dienst wel gemeenschappelijk maar de resultaten niet. Het bleef dus
een 'make believe' samenwerking waarbij wij wel een deel van ons ladingpakket
aan hen overdroegen en dat niet altijd tot genoegen van onze afladers.Een ander
heel teer punt was het gebrek aan openheid ten aanzien van wat men het beste kan
omschrijven als knoeierijen in de tarievenstructuur. Tegenwoordig denkt men daar
anders over en wordt de marktwerking door Brussel juist aangemoedigd. In een
samenwerking zoals die de H.W.A.L. voor ogen stond moesten wat dat betreft dan
ook alle kaarten op tafel komen, aan beide kanten wel te verstaan. Die seance
werd van tevoren al betiteld als de striptease en daarvoor hadden HWAL/NNSL een
vergaderzaal afgehuurd in het Londense Skyway - hotel, op neutrale grond
halverwege Liverpool en Amsterdam. In dat gesprek was de H.W.A.L.
vertegenwoordigd door de Chef van de afdeling vrachtzaken, de heer J.C. van
Viegen, de opvolger van de heer Bruggeman met schrijver dezes als een soort
getuige of schandknaap.De delegatie van de N.N.S.L. bestond uit een Nigeriaanse
onderdirecteur en de beide engelse managers van het Liverpool kantoor. Het
beloofde een interessant kat en muis spel te worden.Denk daarbij aan een beroemd
geworden uitspraak van KLM directeur Plesman, die zich ooit in een dergelijke
positie bevond en toen de volgende historische woorden sprak: ‘Well
gentleman, who binds the cat the bell on.’ Blijkbaar moesten destijds de
IATA-afspraken ook nu en dan schoongewassen worden. Van Viegen legde een lijst
van onze 'zonden' omgekeerd op tafel, het was ons voorstel om deze met de hunne
uit te wisselen waarna bekeken zou kunnen worden welke commerciële afspraken
eventueel herzien, aangepast of geannuleerd zouden moeten worden. Door de
Britten werd wat gekucht en ten slotte medegedeeld dat zij niet over zo'n lijst
beschikten omdat zij nimmer officieel op de hoogte wilden zijn van wat hun
agenten allemaal uitspookten. Dipo Oladitan, de Nigeriaanse onderdirecteur,
verliet daarop de vergaderzaal maar zou even later vanuit zijn hotelkamer zijn
Engelse manager instrueren zich wat constructiever op te stellen. De doorbraak
was daar, maar een groot succes is die samenwerking nooit geworden. Weliswaar
werd er gezamenlijk geadverteerd en ruilde de N.N.S.L. Rotterdam in voor
Amsterdam als laadhaven met Ruys & Co als agent maar veel verder is het niet
gekomen.Inmiddels blijkt de Nigerian National Line roemloos ten onder te zijn
gegaan; een krantenartikel meldde enige tijd geleden al dat de Nigeriaanse
president Obasanjo verbitterd was vanwege de corruptie in zijn land. ‘In 1979
had onze vloot 24 schepen, in 1999 niets meer.’Achteraf vraag ik mij af of die
wens om tot internationale samenwerking te komen niet mede ingegeven was door
het rapport Oyevaar. Want de H.W.A.L. bleef zoeken naar partners ook in de
hierop volgende jaren. Het zou pas veel later lukken nadat in Nederland zelf de
'grote fusie' haar beslag zou krijgen, waarover in de Nedlloyd-uitgave van het
fraaie kunstboek 'De Kunst van het handeldrijven' het nodige te lezen valt.Om de
steeds verder stijgende kosten de baas te blijven begon de H.W.A.L. binnen de
conference het idee te verkopen dat het slimmer zou zijn per afvaart het aantal
laadhavens te beperken en daarmee de beschikbare scheepsruimte efficiënter in te
zetten. Vergelijk het maar met de sanering van een melkwijk. Voor de afladers
zou de conference een betere spreiding van de afvaarten bieden en tegenover de
outsider- concurrentie zou de 'berth' beter afgeschermd zijn. In al zijn eenvoud
geniaal. De tijd dat de gevestigde rederijen eenmaal per jaar de koppen bij
elkaar staken om vervolgens eenzijdig een vrachtverhoging aan te kondigen was nu
eenmaal voorbij. Naar het voorbeeld van Nigeria had ook Ghana een staatsrederij
opgericht onder de naam ‘Black Star Line’, zij werden in tegenstelling tot de
N.N.S.L. niet geadviseerd door de Britten maar door mensen van de Israëlische
scheepvaartmaatschappij ZIM-Line, die het klappen van de zweep wel kenden en
elke vrachtverhoging om politiek-economische redenen blokkeerden. Ook werden in
een aantal Afrikaanse landen 'shippers councils' opgericht die in allerlei zaken
inspraak opeisten.Voor de regeringen van veel Afrikaanse landen was het een
kleine rekensom, men kon het exploitatieverlies van de nationale rederij op de
weegschaal leggen tegenover het voordeel dat de nationale economie boekte bij
lagere tarieven. Wat dat betreft had de H.W.A.L. met de N.N.S.L. dus een partner
waarmee het slecht kersen eten was. Inmiddels legde de burgeroorlog in Nigeria
het vervoer naar de oostelijke havens als Port Harcourt en Calabar geheel stil.
De afloop is bekend, Biafra zou nooit een onafhankelijke staat worden, die kon
drijven op zijn eigen olie net zomin als Katanga de inkomsten uit de export van
koper voor zichzelf zou kunnen reserveren. Een lichtpunt in dat alles was dat
Generaal De Gaulle het dekolonisatieproces in de Franse gebieden Cameroun, Togo,
Benin en Ivoorkust heel rustig liet verlopen. Met dat alles verkeerde de Walcon
Conference in een permanente staat van ontbinding. Uiteindelijk zou dat
uitmonden in een algemene 'striptease' en werd het geheel gereorganiseerd in een
nieuwe opzet waarbij het verkeer vanuit de UK gescheiden werd van het continent.
Ergens had het gezonde verstand bij alle partners gezegevierd. Zelfs Hoegh Oslo
kwam weer terug in dit gezelschap en hield zijn zwaar bevochten laadrechten in
de Engelse havens. Alle nieuwe Afrikaanse staatsrederijen werden toegelaten en
zelfs de rederijen uit het Oostblok.Het continentale deel van exWalcon zou
voortaan COWAC (Continental West Africa Conference) heten en gaan zetelen in het
kantoor van de Duitse Woermann-Linie in Hamburg. De tarieven werden voortaan dan
ook in D-marken uitgedrukt en niet langer in Engelse ponden. Wel een bewijs van
de toegenomen invloed van deze Duitse rederij op het geheel en vooral ook de
sterkte van de D-mark tegenover het zwakke Britse pond. Men sprak toen van het
'Wirtschaftswunder', waarvan de glans inmiddels wat verbleekt is. Met andere
woorden er zou met een schone lei een doorstart worden gemaakt. Ik herinner mij
nog wel een incident toen de H.W.A.L. eenmaal een schip van Elder Dempster voor
een reis charterde in plaats van tonnage uit de open markt. Dit in het kader van
de nieuwe innige samenwerking. De V.N.S. leverde een supercargo die tot zijn
verontwaardiging ontdekte dat de kapitein van dat schip instructies had gekregen
om alle gegevens van de manifesten naar het hoofdkantoor op te sturen zodat men
inzicht kreeg in het ladingpakket van de H.W.A.L.Een vlekje op het blazoen van
de perfide Britten.
|