Achter op de envelop schrijf je steeds twee namen neer.
Zonder veel geprakkiseer zet je Port Said en Egypte neer.
Namen vol van romantiek, avonturen en mystiek.
Voor degene die dit leest en er nimmer is geweest.
Bij zijn kachel zit te smachten naar tropische zwoele nachten.
Hier is de werkelijkheid over Egypte en Port Said.
De stad van magische verhalen, het Babylon van vreemde talen.
Land van homoseksuelen, piramiden en kamelen.
Minaretten en moskeeën, schakel tussen wereldzeeën.
Centrum voor de pornografen, haschisch en gecastreerde slaven,
Sjeiks en harempotentaten; Waar de stenen kunnen praten.
Vrouwen die van ezels houden, dit als kunst laten aanschouwen.
Zorgenkind der wereldbank. Taaltje met een rochelklank.
Eertijds vleespot voor de buren, Nu met lege voorraadschuren.
Bakermat onzer beschaving, Opgezweepte volksverdwazing.
Geregeerd door militairen, Met een vlag voorzien van sterren.
Het symbool voor een verbond, Gesloten tussen kat en hond.
Om hun streven te doen slagen, De joden uit hun land te jagen.
Gamel Nasser's fantasieën; Zwelgen in zijn woord orgieën.
Edele Arabierenstam, bouwers van een nieuwe dam.
Snollen die naar knoflook stinken, doch alleen champagne drinken.
Kerels die in lange jurken aan hun waterpijpen lurken.
Borstenzwaaisters, naveldraaisters, oplichters en oproerkraaiers.
Uitgekookte handelslieden, die je luid hun waar aanbieden.
Een haarkam voor je ouwe moer. Slippers van een haremhoer.
Dirty pictures, soisant neuf, Spanish Fly, very strong stuff.
Bonte kleedjes voor de wand, ansichtkaarten van het land;
Waarop Ferdinand met opgeheven hand, als in lang vervlogen dagen,
om een aalmoes staat te vragen.
Niets dan narigheid heel dat Port Said. Rest ons slechts een epiloog,
Voor degene die thuis droog, achter de kachel zit te dromen,
Of hij ooit zover zal komen.
Neem gerust van mij aan, het varen is een honds bestaan.
Wij verlangen naar de tijd, dat er tussen Suez en Port Said
Alleen het schip van de woestijn in zijn element zal zijn. |
Rond 1900 liep de eerste Rotterdamse tram vanaf Station Delftse Poort (CS)
via de Westersingel, Scheepstimmermanslaan, Parklaan tot aan het begin van
de Westerlaan en werd deels gefinancierd door de omwonenden, reders en
havenbaronnen.
Van sommige zaken blijven restanten overeind, andere raken in de
vergetelheid zoals ons VNS-Nieuws, dat onder redactie van de heer Mulder
maandelijks op je bureau lag. Personalia, bemanningslijsten en de verhalen
van Ropesling (kapt. v.d. Blink) trokken direct de aandacht en hopelijk
lezen we het laatste opnieuw eens in ons TNT.
Het was ook de periode van mooie Harry, Piet de Prater of Oetjeboe die de
vloot bemanden, 'n toupetje werd een heugafelt tegel genoemd en een snor een
wasborstel. Een naam had je zo als je van de gebruikelijke koers afweek.
Maar laten we het niet verder over 't verleden hebben en bij Van Nimwegen
uit lijn 5 stappen voor wat belegde broodjes. Op de hoek van de Van
Vollenhovenstraat naast de Kapper kopen we een baaltje shag bij Verheul de
sigarenboer, doe je meer mee dan een pakje Caballero nietwaar.
Oversteken en langs het VNS-passagebureau (waar een mooi model van de
Jagersfontein in de etalage staat) richting het gebouw van de Kon. Roei- en
Zeilvereniging "De Maas". Naast het kantoortje van sleepdienst "Mars" is de
steiger van de Heen en Weer IV, die er juist aankomt en dat bespaart je weer
twintig minuten wachten alhoewel dat beslist niet vervelend is want de
rivier blijft boeien en aan de overzijde liggen de Maasdam en de fraaie
Statendam (de luxe zijkant van de Maas). Wij houden het bij de Rijnhaven,
onze VNS-stek waar de Ridderkerk en Leopoldskerk liggen.
Halverwege loods Baltimore is het kantoortje van de ladinginspectie waar
nogal eens 'n stevige borrel geschonken wordt, maar alles volledig volgens
het stuwplan afgehandeld wordt. We laten die borrel maar voor iets later op
de middag als er tijd over is, trouwens van Laar en Bootsman Van Vliet zijn
niet aanwezig.
Voor het magazijn New Orleans staan Veenstra en Mommers in overleg, want
onze ouwe boots krijgt een nieuwe functie op het kantoor Rijswijk dus valt
er onderling genoeg te regelen. Ook zijn de bootslieden Floor Duyvenbode en
Piet Akkerman overgekomen om zich in het Rotterdamse in te werken. Een
nieuwe periode van ladingbehandeling, palletisering of misschien wel zoals
bij Van Gend en Loos met laadkisten.
Dan hebben we Nico van Aalst, een rustige vent en beslist een andere figuur
als Bolle Teun (Middelkoop). Met zijn maten Jaap Niessen, Pietje en Jantje
Biezen wel een zeer select Rotterdams ploegje.
Maar laat ik Wimpie (Eduard) Wey beslist niet vergeten, die later promotie
maakte als magazijnmeester Koetshuis waar het glas- en zilverwerkbestek
lagen opgeslagen. Zelfs gas- en zuurstofcilinders later, moet je voorstellen
in hartje centrum en alleen het laden en lossen leverde klachten op als het
laantje voor alle doorgang geblokkeerd was.
's Winters organiseerde Wimpie wel eens 's middags erwtensoep in z'n
magazijn en betrouwbare collega's vertelde hij over zijn handel in ouwe
auto's, die hij gangbaar maakte in zijn werkplaats aan de Zwartjanstraat en
naar zijn geweten garantie gaf tot aan het Oostplein. Maar handig was hij
wel en stond altijd voor je klaar.
Bootsman Floor Duyvenbode kwam uit Katwijk, een geboren Katteker, ook een
geschikte kerel en dat wil wat zeggen voor een Vlaardinger zoals ik, want de
visnijd zit nog altijd in onze genen. Maar als je hem 's maandags een hint
gaf bezorgde hij donderdagsmorgens vroeg nog een warm gerookte makreel op je
bureau. Zo ging dat. Er werd wat afgehandeld en gesjouwd; kamferkisten uit
Hongkong, kamelenzadels en niet te vergeten de sherry's uit Kaapstad. Maar
vanaf de wal fabriek/vriendenprijzen voor een zeiltje op de boot, tekentafel
voor de studerende of wat litertjes verf, als je iemand van dienst kon zijn
deed je dat, zonder problemen werkte dat.
Beste mensen, ik besef dat ik niet zo weinig ben afgeweken van onze koers,
we gaan terug naar de Leopoldskerk, twee sleepboten voor en achter.
Bestemming Werf Waalhaven, ook deze Liberty heeft bijna haar taak volbracht,
misschien nog wat reisjes voor een Panamees of Griek, uiteindelijk de
snijbrander.
We hebben wat van die gasten op de wal ontmoet, sfeertje geproefd en zeggen:
"Ja, in Rotterdam bij de VNS, dat had toch wel wat". |
We schrijven begin 1950. Na een mislukte studie op de zeevaartschool van
het zeemanshuis in de Foeliedwarsstraat te Amsterdam - waar ik door
tussenkomst van een bevriende stuurman op het schip waar mijn vader op
voer - zonder voldoende vooropleiding als leerling voor de telegrafisten
opleiding werd ingeschreven, adviseerde mijn vader me te kiezen voor de
civiele dienst en te solliciteren bij een der rederijen in Amsterdam.
De rederij waar ik als 18-jarige jongeman zonder diploma's solliciteerde
was de V.N.S.
De heer Steeds, aannemer van schepelingen bij de K.N.S.M. deed deze taak
ook voor en in samenwerking met de V.N.S. Amsterdam ofwel de
Holland-Afrika Lijn.
De heer Steeds was een aardige maar ook een wat norse man. Nadat ik me
na een aantal keren aan het loket had aangemeld en lachte het geluk me
toe. Op een ijskoude morgen in de maand februari toen ik op het stoepje
voor het kantoor gezeten was en wachtte op het moment dat de heer Steeds
zou arriveren sprak hij me toe met de woorden "Ik geloof dat ik je beter
naar zee kan sturen, ik breek vandaag of morgen nog eens mijn benen over
je". Ik antwoordde dat dit niet mijn opzet was maar dat ik wel blij was
dat mijn aanhoudende wil om te gaan varen beloond werd.
Na een medische keuring en wat andere formaliteiten kon ik
"aanmonsteren" als bediende in algemene dienst en mocht ik gaan
bijwerken op het "M.S. Oranjefontein".
Het schip was terug van de kustreis Bremen-Hamburg-Antwerpen, lag
afgemeerd aan de toenmalige Levantkade in Amsterdam en moest "vaarklaar"
gemaakt worden voor de reis naar Zuid-Afrika. Mijn werk bestond uit het
tijdens hun pauzes verzorgen van de officieren met koffie en thee in de
officiersmessroom.
Op de dag van vertrek bracht mijn vader - die Hofmeester en toevallig
thuis was - me naar het schip en sprak hij met de heer Van Zeist, de Chef-Hofmeester op de Oranjefontein.
Wat ze samen besproken hebben heeft mijn vader me nooit verteld, maar ik
vermoed dat zijn bezorgdheid hem ertoe bewoog de heer Van Zeist te
vragen een oogje in het zeil te houden. De heer Van Zeist heeft zijn
woord gehouden en hij werd belast met het schoonhouden van het Pursers
Office, zijn kantoor, de entreehal voor de passagiers en tijdens diens
maaltijden moest ik helpen in het "bordenhok", de machinale wasplaats
voor gebruikt serviesgoed.
Ik deelde de hut met drie collega's en zover ik me herinner was dit voor
die tijd een prima accommodatie. De vier kooien waren tegen een
scheidingswand geplaatst en naast onze klerenkasten hadden we de
beschikking over een klein tafeltje waaraan we een briefje konden
schrijven. Mijn vader had me op mijn hart gedrukt dat ik als jongste lid
van een zeevarende familie niet mocht vergeten moeder af en toe een
briefje te schrijven. Zij zat alleen thuis en was altijd erg bezorgd
over het wel en wee van haar man en twee zonen. Mijn broer was
telegrafist bij de Koninklijke Marine en voer op een patrouilleboot in
de Indische archipel.
Toen we de volgende dag in het kanaal voeren op weg naar Southampton
waar de engelse passagiers aan boord kwamen, vroeg ik aan Chef Van Zeist
of ik daar een brief kon posten. Hij bevestigde mijn vraag met de
boodschap dat ik de brief in het Pursers Office kon afgeven en men daar
voor verzending zou zorg dragen.
Nou, U zult wel benieuwd zijn naar wat ik in mijn eerste brief aan mijn
moeder schreef over mijn eerste kennismaking met het werk, het schip en
de bemanning.
Het was een kort en klungelig briefje "Lieve Mam, hoe gaat het met U ?
Met mij gaat alles goed, ik hoop met U ook. Veel liefs en groeten van
Loet". Korter kon het bijna niet, maar met het schrijven van brieven aan
mijn moeder had ik absoluut geen ervaring. Bovendien had ik het druk met
mijn werk. Ik was de jongste thuis en een echt moederskindje. Mijn
handen stonden compleet 180 graden naar buiten gedraaid en ik moest veel
leren en ervaring opdoen.
De tweede aanlegplaats was Tennerife een bunkerhaven op de Canarische
eilanden.
Ik was na een paar dagen al aardig gewend en de volgende brief aan mijn
moeder was dan ook een stuk langer.
Na Tennerife was de volgende haven Kaapstad , 11 dagen varen na
Tennerife.
Dat was wel een hele poos en ik vroeg aan Chef van Zeist of er nog een
andere mogelijkheid was om een brief te verzenden. Na enig nadenken zei
hij "Ja misschien over 'n dag of vier, dan passeren we Dakar, de meest
westelijk gelegen punt van Afrika. Vroeger gebeurde het wel eens dat
daar het Postbootje langzij kwam om de post van de bemanning mee te
nemen, maar of dat nu nog zo is weet ik niet. Ik zal het aan de kapitein
vragen en hoor je daarvan".
En ja hoor ! De volgende dag schoot de Chef me aan en vertelde me wat de
kapitein gezegd had. Het was nog net als vroeger, alleen hadden we nu
het probleem dat we 's nachts Dakar zouden passeren en ze wisten niet
zeker of het "Postbootje" kon uitvaren.. De kapitein zou de havenmeester
van Dakar telegraferen en hem vragen of hij het "Postbootje" wilde
sturen.
Wij, - hij meende dat er wel meer mensen van dit uitzonderlijke aanbod
gebruik zouden willen maken - moesten er dan wel voor zorgen dat we op
het moment dat de vuurtoren van Dakar in zicht kwam met een groot laken
aan dek stonden te zwaaien om de aandacht van de schipper van het "Postbootje" te trekken.
Een paar dagen later stond ik met nog een collega midden in de nacht op
het voorschip met het benodigde laken te wachten op het moment dat de
vuurtoren in zicht zou komen.
Wij vonden het echter wel vreemd dat er geen anderen waren die gebruik
maakten van dit aanbod ! Maar goed, niet zeuren en gewoon wachten op de
dingen die zouden gaan komen.
Er gebeurde echter helemaal niets, er kwam geen vuurtoren in zicht,
zelfs de schroeven van het schip bleven volle kracht doorstampen.
Langzamerhand beseften we dat men ons behoorlijk te grazen had genomen
en de officieren op de brug nu wel krom zouden staan van het lachen.
Wij slopen stilletjes terug naar onze hut in de hoop dat niemand onze
onnozelheid zou hebben opgemerkt, maar wel met een ervaring rijker.
Niemand sprak ons de volgende dag er nog over aan, het enige waaraan je
kon zien dat men schik had in het voorgevallene, waren de glimmende
pretogen van diegene die bij het complot betrokken waren. |